Ze zijn vrienden, deze dga’s. Totdat het over geld gaat. Over de verdeling van de winst of de potjes voor innovaties. Dan is het ene belang groter dan het andere, de een z’n visie beter dan die van een ander. Twee keer per jaar komt zo de bijl op tafel. Dan gaat het over mijn/dein.
De rest van de tijd wordt ogenschijnlijk in harmonie gewerkt aan vermeend gemeenschappelijke doelen. Maar niets is minder waar. De bijl ligt dan weliswaar niet op tafel maar is zeker niet begraven. De meningsverschillen worden subtieler uitgewisseld. Van non-verbaal tot roddelen bij de koffiemachine.
Iedereen merkt het, de strijd is tot diep in de organisatie goed te volgen. Een kiertje licht in het plafond is een hele lichtbundel op de vloer. Nieuwe medewerkers doen er even over om te merken hoe de paarden lopen, maar ook zij leren snel. De mijn/dein-strijd is op een bepaalde manier wel vermakelijk, als het niet zo vreselijk contraproductief zou zijn.
Er bestaan veel mijn/dein kwesties. De wereld staat er momenteel weer flink mee in brand. En raakt erdoor verdeeld. In dit type vraagstukken zijn er twee uitersten: ieder voor zich (competitie, dat de beste mogen winnen) en alles samen (gemeenschappelijkheid staat voorop). Een korte verdieping op beiden:
Niets mis met competitie. Immers, concurrentie levert groei en innovatie. Een heel oorspronkelijk ‘gen’. De natuur dwingt zo tot overlevingsdrang en diversiteit. Het omgekeerde leidt tot inteelt, luiheid en gezapigheid. ‘The survival of the fittest’ is in situaties van overleven het dominante paradigma.
Niets mis met gemeenschapszin. Immers, niemand kan het alleen. Geen land, geen organisatie, geen mens kan zonder anderen. Ook een heel oorspronkelijk ‘gen’. Zorgen voor elkaar is net zo’n natuurlijk devies. We moeten samenwerken om vooruit te komen (in het wild zorgt de kudde voor veiligheid). Alleen samen is het geheel groter dan de som van de delen.
Beíden, competitie én gemeenschapszin zijn wezenlijk. Beiden zijn nodig. Maar als extreem werken ze beiden niet> Net zoals links – rechts op het politieke spectrum een valse tegenstelling is. De balans tussen de twee bepaalt de vooruitgang. Die balans moet je organiseren.
Twee- of meerstrijd in de boardroom is dus prima. Competitie op visie en daadkracht is goed. Maar beperk het niet tot twee ‘gevechten’ per jaar. Hak dan zoveel mogelijk knopen door, liefst de wezenlijke, grotere keuzes in het jaarplan. En blijf de rest van het jaar goed in gesprek. Hou de connectie met elkaar, houd de strijdbijl op tafel. De directietafel is daar de aangewezen plek voor.
Voorkom de schijnbijl, de schijn dat de bijl is begraven. Dan blijven de verschillen onder de tafel aan de touwtjes trekken, met verdeeldheid tot diep in de organisatie. Dat kost energie die niet aan klanten wordt aangewend. Zeer vermakelijk maar erg zonde.
Inmiddels zijn de mannen door een traject gegaan waarin het respect en vertrouwen voor ieders kracht en bijdrage is gegroeid. De professionele vriendschap is tot diep in de organisatie te proeven. Grote winst op alle vlak.